20 februari 2012
Vandaag na tien jaar, ben ik thuis teruggekeerd, nadat ik op weg ben gegaan op een handelsreis die oorspronkelijk drie maanden geduurd zou moeten hebben. Tien jaar geleden ging ik mee op een handelsschip, richting Oceania. Dit waren destijds relatief onbekende wateren, maar er was al wel een vaste handelsroute uitgestippeld naar een handelspost op een van de eilanden. De reis duurt een maand, wij zouden daar een maand blijven, en de terugreis zou ook een maand moeten duren. Toen wij drie weken onderweg waren, en net onze voorraad aan hebben kunnen vullen in het zuidelijkste puntje van India, dropte de druk op de barometer zo sterk, dat iedereen doodstil was op het schip. Omkeren kon niet meer, we hadden de wind inmiddels in de rug gekregen, en het was hopen dat we vaste land konden bereiken voordat de storm los zou barsten. Natuurlijk waren we te laat, ook al was het maar net. Het schip verging, en er waren veel doden. Ik kreeg het voor elkaar land te bereiken en achter een heuvelkam dekking te zoeken in een verlaten jagershutje. Hier ben ik een week gebleven vanwege het slechte weer, gelukkig, en wonderbaarlijk, was er genoeg proviand te vinden in het hutje. Na deze week ging ik op zoek naar de bewoonde wereld, en vond deze ook wonderbaarlijk snel. Ik kwam aan in wat leek op een prehistorisch dorp, met hetzelfde type hut waarin ik mij voor een week heb verscholen. De mensen zagen er ruig uit, de meeste mannen droegen leren pakken, gevoerd met bond, en de vrouwen droegen ook leren pakken, versierd met allerlei versiersels. Ik werd gevangengenomen, en werd een week ondergebracht in een hut met houten tralies. Ik werd elke dag goed gevoed en ik kwam niks tekort, ze wilden me alleen niet vrij rond laten lopen. Na een week werd ik meegenomen naar een grote hut, waarin verscheidene kamers waren. Ik werd een kamer binnengeleid door twee vrouwen, en ze lieten me aan een tafel zitten waar al een vrouw aan zat. De vrouw sprak wonderbaarlijk mijn taal, en ze vroeg aan mij of ik een schipbreukeling was en wat mijn intenties waren. Ik heb haar mijn situatie uitgelegd, en ze luisterde. Toen ik vroeg, of ik met de leider (mannelijke vorm) van de samenleving kon spreken, keek ze me verbaasd doch lachend aan. Het was daar, waar ik ook beland was, de gewoonte, dat vrouwen alle belangrijke functies in het land uitvoerden, en dat mannen maar weinig belangrijke functies konden bekleden, en vooral het huishouden op zich namen. Ik was stomverbaasd, want ik was natuurlijk helemaal niet gewend dat mannen geen belangrijke functies bekleden. Ik werd vertrouwd en kreeg een korte uitleg over de samenleving. Het was een samenleving waarin vooral dingen op een primitieve dingen werden gedaan, zoals in de 18e eeuw. Er was geen sprake van iets van een grondstoffenketen voor bijvoorbeeld ijzererts en staal, want veel dingen, zoals de boten, werden uit hout gemaakt. Ik heb besloten, als wetenschapper, te blijven in deze samenleving, waar ik me op het moment in de hoofdstad bevond, omdat ik geïnteresseerd was in het verschil met hoe ik het gewend was. Ik heb over tijd de regels leren waarderen en ik heb mij aan kunnen passen. Nu, nadat ik na tien jaar terug ben gekeerd naar huis, was mijn gevoel hetzelfde als het moment dat ik de hoofdstad van de vreemde samenleving voor het eerst te zien kreeg. En nu ik dit reisverhaal schrijf, denk ik dat mijn gezicht dezelfde uitdrukking heeft als de vrouw had aan wie ik gevraagd had of ik de (mannelijke) leider van de samenleving te spreken mocht krijgen. Verbaasd, doch lachend.