Stromingsboek
verwerkingsopdracht 2a ‘De Kleine Johannes’
Door
Rutger Wilschut
Klas 6A
Klas 6A
Algemene
informatie:
Titel: De Kleine Johannes
Auteur: Frederik van Eeden (1860-1932)
Jaar van uitgave: 1885 als artikel in tijdschrift, 1887 in boekvorm, te Amsterdam.
Uitgeverij: 1983 Athenaeum-Polak & Van Gennep
Aantal pagina’s: 154
Genre: Allegorisch sprookje/cultuursprookje[1] [2]
Titel: De Kleine Johannes
Auteur: Frederik van Eeden (1860-1932)
Jaar van uitgave: 1885 als artikel in tijdschrift, 1887 in boekvorm, te Amsterdam.
Uitgeverij: 1983 Athenaeum-Polak & Van Gennep
Aantal pagina’s: 154
Genre: Allegorisch sprookje/cultuursprookje[1] [2]
Samenvatting:
Het
verhaal gaat over een jongen, Johannes, die opgroeit. Windekind is zijn jeugd.
Onbezorgd, rustgevend, interesse in kabouters en de dierenwereld. Dan
"ontmoet" hij Pluizer, de beginnende puberteit. Hij wil meer weten
dan dat hij tot nu toe wist. Ook ontmoet hij Robinetta, het begin van
seksualiteit. Dokter Cijfer staat voor de wetenschap. Johannnes maakt nu ook
kennis met de Dood, zij het niet direct. Later als zijn vader sterft maakt hij
ook zelf kennis met de Dood. Na het "gevecht" met Pluizer, kennis is
immers niet alles, ontmoet hij iemand die staat voor het innerlijke gevoel.
Johannes besluit om bij deze "persoon" te blijven.
Letterlijk: Johannes woont in een oud huis met een grote tuin. Tijdens zijn wandelingen met zijn vader stelt hij vaak domme vragen ('waarom is de wereld zoals zij is?'). Hij bidt vaak om een wonder, waarvan hij weet dat het er ooit aan zal gaan komen.
Als Johannes met zijn hond Presto op de vijver drijft komt er een blauwe waterjuffer aan die verandert in een elf. Hij heet Windekind en wil Johannes z'n vriend worden, op voorwaarde dat Johannes nooit zijn naam aan een mens vertelt. Door een kus van Windekind wordt Johannes kleiner en verstaat plotseling de taal van planten en dieren. Windekind zal hem de wonderen der natuur laten zien, beter dan de schoolmeesters doen. In een krekelschool leert Johannes dat krekels bovenaan alle dieren staat omdat ze kunnen vliegen, springen en kruipen. En de mens staat zeer laag omdat het dat niet kan. Hierna voert Windekind hem naar een feest in een konijnenhol, ten bate van dieren die het slachtoffer zijn geworden van mensen. Johannes krijgt van de elvenkoning Oberon een gouden sleuteltje, dat op een kistje past waarin schatten zitten. Ze verlaten het feest als Johannes begint te lachen om de manier waarop de dieren dansen, dit is namelijk een belediging het was iets serieus en erg moeilijk. Ze vallen buiten in slaap, op de vacht van een konijn.
De volgende dag begint Presto Johannes te zoeken, hij vindt hem in de duinen. Johannes denkt dat hij gedroomd heeft maar vindt het sleuteltje in zijn hand. Thuis moet Johannes zijn vader beloven niet meer weg te lopen, maar Johannes wil niks beloven. Op school heeft Johannes zijn hoofd er niet bij gaat tegen de leraar in over de zon, hij ontmoet een muisje in de schoolbanken als hij strafwerk heeft en die vertelt hem dat hij zijn strafwerk verdiende. Deze muis kan niet meer terug naar de natuur hij is te gewend aan het stadsleven en aan de mens met zijn domme gedrag.. Na een paar dagen ontmoet hij Windekind weer en samen gaan ze het sleuteltje veilig opbergen omdat Johannes zijn wasdag eraan kwam en dan zijn sleuteltje zichtbaar zou zijn en zijn vader hem dan thuis zou houden.
Na drie weken wil Johannes Windekind zien en een duif geeft hem een veertje waardoor hij kan vliegen. Duiven leiden hem naar Windekind en samen bezoeken zij de mieren. De mieren bereiden zich voor te strijden tegen de Strijdmieren (zij noemen zichzelf Vredemieren, ze proberen alle mieren uit te schakelen die beweren stukjes te hebben van de Vrede-mier: zij hebben de echte kop). In het bos ziet Johannes hoe een groep mensen de rust verstoort: mensen die aan het picknicken zijn. De dieren en de planten pakken ze terug: de bijen prikken de mensen, de vogels vliegen laag over, kikkers die op de schoten sprongen, groene rupsen en vliegen die over het eten liepen en kropen en tot slot de mieren die met vele aantallen een plekje op het mensenlichaam betasten. Daardoor wordt Johannes bedroefd over de mens, hoe die omgaan met de natuur en besluit bij Windekind te blijven.
Letterlijk: Johannes woont in een oud huis met een grote tuin. Tijdens zijn wandelingen met zijn vader stelt hij vaak domme vragen ('waarom is de wereld zoals zij is?'). Hij bidt vaak om een wonder, waarvan hij weet dat het er ooit aan zal gaan komen.
Als Johannes met zijn hond Presto op de vijver drijft komt er een blauwe waterjuffer aan die verandert in een elf. Hij heet Windekind en wil Johannes z'n vriend worden, op voorwaarde dat Johannes nooit zijn naam aan een mens vertelt. Door een kus van Windekind wordt Johannes kleiner en verstaat plotseling de taal van planten en dieren. Windekind zal hem de wonderen der natuur laten zien, beter dan de schoolmeesters doen. In een krekelschool leert Johannes dat krekels bovenaan alle dieren staat omdat ze kunnen vliegen, springen en kruipen. En de mens staat zeer laag omdat het dat niet kan. Hierna voert Windekind hem naar een feest in een konijnenhol, ten bate van dieren die het slachtoffer zijn geworden van mensen. Johannes krijgt van de elvenkoning Oberon een gouden sleuteltje, dat op een kistje past waarin schatten zitten. Ze verlaten het feest als Johannes begint te lachen om de manier waarop de dieren dansen, dit is namelijk een belediging het was iets serieus en erg moeilijk. Ze vallen buiten in slaap, op de vacht van een konijn.
De volgende dag begint Presto Johannes te zoeken, hij vindt hem in de duinen. Johannes denkt dat hij gedroomd heeft maar vindt het sleuteltje in zijn hand. Thuis moet Johannes zijn vader beloven niet meer weg te lopen, maar Johannes wil niks beloven. Op school heeft Johannes zijn hoofd er niet bij gaat tegen de leraar in over de zon, hij ontmoet een muisje in de schoolbanken als hij strafwerk heeft en die vertelt hem dat hij zijn strafwerk verdiende. Deze muis kan niet meer terug naar de natuur hij is te gewend aan het stadsleven en aan de mens met zijn domme gedrag.. Na een paar dagen ontmoet hij Windekind weer en samen gaan ze het sleuteltje veilig opbergen omdat Johannes zijn wasdag eraan kwam en dan zijn sleuteltje zichtbaar zou zijn en zijn vader hem dan thuis zou houden.
Na drie weken wil Johannes Windekind zien en een duif geeft hem een veertje waardoor hij kan vliegen. Duiven leiden hem naar Windekind en samen bezoeken zij de mieren. De mieren bereiden zich voor te strijden tegen de Strijdmieren (zij noemen zichzelf Vredemieren, ze proberen alle mieren uit te schakelen die beweren stukjes te hebben van de Vrede-mier: zij hebben de echte kop). In het bos ziet Johannes hoe een groep mensen de rust verstoort: mensen die aan het picknicken zijn. De dieren en de planten pakken ze terug: de bijen prikken de mensen, de vogels vliegen laag over, kikkers die op de schoten sprongen, groene rupsen en vliegen die over het eten liepen en kropen en tot slot de mieren die met vele aantallen een plekje op het mensenlichaam betasten. Daardoor wordt Johannes bedroefd over de mens, hoe die omgaan met de natuur en besluit bij Windekind te blijven.
Windekind
vertelt Johannes over de kabouters en Johannes wil ze zien. Hij ontmoet Wistik
die een kruisspin uit een boekje voorleest over Kribbelgauw, de held van de
kruisspinnen. Kribbelgauw is in de boekjes voor andere dieren juist een
monster. Johannes wil weten in welk boekje de waarheid staat. Wistik weet van
een 'waar boekje, hij zoekt er al zijn hele leven naar. Wistik verdwijnt en
Windekind zegt dat dat boekje niet bestaat en dat hij niet naar Wistik moet
luisteren, maar Johannes blijft over dat boekje denken.
Windekind zegt dat Wistik al veel mensen naar dat boekje heeft laten zoeken en hen zo ongelukkig gemaakt. Maar Johannes wil antwoorden op zijn vragen en gaat terug naar Wistik. Wistik zegt dan 'Mensen hebben het gouden kistje, elfen hebben de gouden sleutel, elvenvijand vindt het niet, mensenvriend slechts opent het. Lentenacht is de rechte tijd, en roodborstje weet de weg.' Johannes denkt dat hij de aangewezen persoon is het kistje te vinden, gaat terug naar Windekind maar vindt hem niet.
Johannes dwaalt verdrietig door het bos. Hij komt aan bij een tuinman, waar hij mag blijven gedurende de winter. Daar lezen ze uit een boek waarin over God gesproken wordt, maar dit is volgens Johannes niet het 'ware boekje.
In de lente ontmoet hij een blond meisje, Robinetta met haar roodborstje. Hij brengt een leuke tijd met haar door. Wistik herinnert Johannes eraan het boekje te vinden. Robinetta zegt te weten waar het is.
Robinetta's vader laat Johannes de bijbel zien in de veronderstelling dat dat het boek is waar Johannes naar zoekt. Maar Johannes zegt dat dat niet het ware boek is want anders zou er vrede zijn en dat is er niet. Hij zegt dat hij geen eerbied heeft voor God. De vader wordt kwaad en stuurt Johannes weg. Johannes gaat dan het boekje zoeken maar vindt het niet. Hij vindt wel het mannetje Pluizer. Hij zegt dat hij een vriend van Wistik is en meer weet dan Wistik. Hij zegt dat Windekind nog veel dommer is dan de kabouter. Johannes zou alle gedroomd hebben. Alleen hij, Pluizer, bestaat echt en zal Johannes helpen het 'ware boekje te vinden.
Als Johannes wakker wordt is hij in een kamertje van Pluizer in de stad. Hij ontmoet Pluizer's vriend Hein. Daarna brengt Pluizer hem naar zijn leerling dokter Cijfer, die bezig een konijn te onderzoeken. Pluizer vertelt dokter Cijfer over het boekje dat Johannes zoekt. Dokter Cijfer wil Johannes wel helpen als hij sterk is en niet klein en teerhartig.
Windekind zegt dat Wistik al veel mensen naar dat boekje heeft laten zoeken en hen zo ongelukkig gemaakt. Maar Johannes wil antwoorden op zijn vragen en gaat terug naar Wistik. Wistik zegt dan 'Mensen hebben het gouden kistje, elfen hebben de gouden sleutel, elvenvijand vindt het niet, mensenvriend slechts opent het. Lentenacht is de rechte tijd, en roodborstje weet de weg.' Johannes denkt dat hij de aangewezen persoon is het kistje te vinden, gaat terug naar Windekind maar vindt hem niet.
Johannes dwaalt verdrietig door het bos. Hij komt aan bij een tuinman, waar hij mag blijven gedurende de winter. Daar lezen ze uit een boek waarin over God gesproken wordt, maar dit is volgens Johannes niet het 'ware boekje.
In de lente ontmoet hij een blond meisje, Robinetta met haar roodborstje. Hij brengt een leuke tijd met haar door. Wistik herinnert Johannes eraan het boekje te vinden. Robinetta zegt te weten waar het is.
Robinetta's vader laat Johannes de bijbel zien in de veronderstelling dat dat het boek is waar Johannes naar zoekt. Maar Johannes zegt dat dat niet het ware boek is want anders zou er vrede zijn en dat is er niet. Hij zegt dat hij geen eerbied heeft voor God. De vader wordt kwaad en stuurt Johannes weg. Johannes gaat dan het boekje zoeken maar vindt het niet. Hij vindt wel het mannetje Pluizer. Hij zegt dat hij een vriend van Wistik is en meer weet dan Wistik. Hij zegt dat Windekind nog veel dommer is dan de kabouter. Johannes zou alle gedroomd hebben. Alleen hij, Pluizer, bestaat echt en zal Johannes helpen het 'ware boekje te vinden.
Als Johannes wakker wordt is hij in een kamertje van Pluizer in de stad. Hij ontmoet Pluizer's vriend Hein. Daarna brengt Pluizer hem naar zijn leerling dokter Cijfer, die bezig een konijn te onderzoeken. Pluizer vertelt dokter Cijfer over het boekje dat Johannes zoekt. Dokter Cijfer wil Johannes wel helpen als hij sterk is en niet klein en teerhartig.
Pluizer toont Johannes de armoede en ellende van
het mensenbestaan in de stad. Ze gaan naar een dansfeest en Pluizer laat de
ijdelheid en verveling achter de lachende mensen zien. De rondleiding eindigt
op het kerkhof. Ze worden voorgegaan door een worm en bekijken het graf van een
vrouw die op het feest was van binnen. Het is nu een halve eeuw later want voor
Pluizer bestaat geen tijd. Ze bezoeken een paar andere graven en op het laatst
het graf van Johannes, waarop hij flauwvalt.
De volgende ochtend zijn ze terug bij dokter Cijfer en begint Johannes met leren. Hij doet dat maanden lang maar hoe meer hij leert hoe duisterder het wordt. Cijfer laat niet toe dat Johannes iets bewondert, als een bloem. Cijfer leert hem dat dat ondoelmatig is. Zijn verlangen naar Windekind en Robinetta nemen ook langzamerhand af. Ondertussen laat Pluizer hem de zinloosheid zien van alles. Johannes voelt zich hulpeloos, als een verminkt insekt die aan een touwtje zit waaraan Pluizer trekt. Pluizer zegt dat Johannes het sleuteltje met het boekje vergeten moet., hij moet net zo worden als dokter Cijfer, een volmaakt mens.
In het voorjaar verlangt Johannes naar de duinen. Hij gaat naar de duinen als zijn vader op sterven ligt. Nadat zijn vader overleden is wil Pluizer hem opensnijden om te zien wat er mis was. Dan komt Johannes voor het eerst in verzet tegen Pluizer, hij begint met hem te worstelen en Pluizer verdwijnt. Bij het sterfbed zit Hein en hij prijst Johannes en zegt dat Pluizer niet meer terug zal komen: ‘wie hem eenmaal aandurft ziet hem nooit meer’ . Johannes wil met Hein mee maar Hein weigert: Johannes hield van mensen hoewel hij dat zelf niet wist.
Buiten ziet Johannes Windekind met het sleuteltje en rent hem achterna. Op het strand aangekomen ziet hij Windekind met Hein in een boot zitten, van de andere kant komt een mens(een onbekende: wie hem wil kennen moet de namen God/Jezus weg werpen en luistere naar zichzelve)aangelopen. Die stelt Johannes voor de keuze naar het Grote licht (in de boot) te gaan of naar de mensheid (met de gestalte). Johannes kiest voor het laatste.[3]
De volgende ochtend zijn ze terug bij dokter Cijfer en begint Johannes met leren. Hij doet dat maanden lang maar hoe meer hij leert hoe duisterder het wordt. Cijfer laat niet toe dat Johannes iets bewondert, als een bloem. Cijfer leert hem dat dat ondoelmatig is. Zijn verlangen naar Windekind en Robinetta nemen ook langzamerhand af. Ondertussen laat Pluizer hem de zinloosheid zien van alles. Johannes voelt zich hulpeloos, als een verminkt insekt die aan een touwtje zit waaraan Pluizer trekt. Pluizer zegt dat Johannes het sleuteltje met het boekje vergeten moet., hij moet net zo worden als dokter Cijfer, een volmaakt mens.
In het voorjaar verlangt Johannes naar de duinen. Hij gaat naar de duinen als zijn vader op sterven ligt. Nadat zijn vader overleden is wil Pluizer hem opensnijden om te zien wat er mis was. Dan komt Johannes voor het eerst in verzet tegen Pluizer, hij begint met hem te worstelen en Pluizer verdwijnt. Bij het sterfbed zit Hein en hij prijst Johannes en zegt dat Pluizer niet meer terug zal komen: ‘wie hem eenmaal aandurft ziet hem nooit meer’ . Johannes wil met Hein mee maar Hein weigert: Johannes hield van mensen hoewel hij dat zelf niet wist.
Buiten ziet Johannes Windekind met het sleuteltje en rent hem achterna. Op het strand aangekomen ziet hij Windekind met Hein in een boot zitten, van de andere kant komt een mens(een onbekende: wie hem wil kennen moet de namen God/Jezus weg werpen en luistere naar zichzelve)aangelopen. Die stelt Johannes voor de keuze naar het Grote licht (in de boot) te gaan of naar de mensheid (met de gestalte). Johannes kiest voor het laatste.[3]
Bij welke stroming hoort dit boek? Ondersteun je
antwoord met voorbeelden uit de gelezen tekst.
Omdat
‘De Kleine Johannes’ is geschreven in de turbulente tijd aan het einde van de
19e eeuw, kan er nogal gediscussieerd worden over de vraag tot welke
stroming het boek daadwerkelijk behoort. Naar mijn mening behoort de roman tot
de neoromantiek en is symboliek van grote waarde in het verhaal.
-
Symboliek: Vaak worden zaken in een verhaal ten tijde van de neoromantiek
anders beschreven of staat een zaak voor een ander iets. Je kan dus zeggen dat
zo’n zaak symbool staat voor een andere bedoeling van de schrijver. Zo
symboliseert naar mijn mening de titel alleen al de jeugd van de auteur. In het
verhaal wordt de ontwikkeling van een kind tot aan zijn adolescentie en
volwassenheid beschreven, en dit dan door middel van een hoop symboliek. In het
verhaal komen vijf fasen voor, en elke fase wordt dus gesymboliseerd door een
figuur uit een sprookje. Dit veelmatige gebruik van symboliek wijst erop dat
het boek tot de neoromantische stroming behoort.
- Escapisme: Ook wordt het boek stevig gekenmerkt door escapisme. Escapisme staat voor het vluchten voor de werkelijkheid, weg uit het normale en saaie leven. Escapisme wordt gekenmerkt door veel bijzondere gebeurtenissen. Het is zo dat bijna het hele verhaal een samenklontering is van een hoop bijzondere gebeurtenissen, zoals het stuk waarin Johannes een verkleind postuur krijgt, wat natuurlijk niet daadwerkelijk mogelijk is. Het feit dat de vijf fasen in het boek aparte sprookjes zijn te noemen, maakt dit boek escapistisch getint, omdat er in sprookjes zoveel onrealistische en aparte gebeurtenissen voorkomen.
Toch
denk ik ook dat er een impressionistisch tintje zit verwerkt in het boek, dit
is namelijk terug te zien in het feit dat er sprake is van uitgebreide
omschrijvingen van de ruimte in het boek, benadrukt door schaduw en licht. Als
voorbeeld hiervoor de volgende citaat:
“De
zon, rood en afgemat van haar dagelijkse werk, scheen een ogenblik op een verre
duinrand uit te rusten, voordat ze onderdook.”
In
hoeverre is het boek een exponent van de stroming?
Naar mijn mening past ‘De Kleine Johannes’
het meeste bij de neoromantiek, maar is er ook sprake van andere stromingen die
terugkomen in het boek. Daarom snap ik ook dat er discussies kunnen ontstaan
omtrent de daadwerkelijke belangrijkste stroming die in het boek representeert.
Naar mijn mening kwam de symboliek in het verhaal dus erg naar voren en in
combinatie met het overduidelijke escapisme dat naar voren komt in het boek
vind ik dat het boek vooral een exponent is van de neoromantiek. ‘De Kleine
Johannes’ is dus met moeite een exponent van de neoromantiek te noemen, vanwege
het feit dat het niet compleet voldoet aan alle kenmerken, en tegelijk wel
voldoet aan kenmerken van andere stromingen. Het is niet het beste voorbeeld
voor een boek uit de neoromantiek te noemen.
Persoonlijke
mening:
Ik heb redelijk plezier gehad in het lezen
van het boek, maar zou het boek alleen aanraden aan mensen die daadwerkelijke
interesse hebben in literatuur en die de vaardigheid beheersen om symboliek in
een verhaal goed te herkennen.